levensmoede
- Geluid: levensmoede (hulp, bestand)
- IPA: /ˌlevənsˈmudə/
- le·vens·moe·de
- samenstelling van leven zn en moede bn met het invoegsel -s- , deze tussenklank kan ook worden opgevat als de uitgang van de genitief [1]
levensmoede
- verbogen vorm van de stellende trap van levensmoe
- (verouderd) zonder de wil nog langer te bestaan
- levensmoe, predicatief gebruikt
- Het oude vrouwtje was levensmoede.
- levensmoeë
- Het levensmoede vrouwtje was al oud.
- levensmoe, predicatief gebruikt
- Als 'levensmoe' attributief wordt gebruikt ("een levensmoe vrouwtje") is vervanging door 'levensmoede' niet mogelijk.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | levensmoede | levensmoeden |
verkleinwoord | - | - |
- iemand die niet langer wil bestaan
- De laatste meldt, in dit zelfde stuk van 17 juli 1923, een dag na Couperus' overlijden, dat de grote schrijver in waarheid een levensmoede was geweest. [2]
- Het woord levensmoede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.