Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·moe
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van  leven zn  en  moe bn  met het invoegsel -s- , deze tussenklank kan ook worden opgevat als de uitgang van de genitief, in de betekenis "zonder de wil nog langer te bestaan" aangetroffen vanaf 1791 (zie vindplaats hieronder) [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen levensmoe levensmoeër levensmoest
verbogen levensmoeë
levensmoede
levensmoeëre levensmoeste
partitief levensmoes levensmoeërs -

Bijvoeglijk naamwoord

levensmoe

  1. zonder de wil nog langer te bestaan
     Volgens de definitie wenst een levensmoe iemand naar de dood.[2]
     Hij wou helemaal niet dood, hij was helemaal niet levensmoe en heeft tot het allerlaatste gewerkt.[3]
      Toen riep hij levensmoe, verdrietig om den dood.[4]
Schrijfwijzen
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    C. Daeleman & J. De Lepeleire
    Levensmoeheid bij patiënten: een exploratie bij huisartsen in: Tijdschrift voor Geneeskunde, jrg.76, nr. 3 (1 februari 2020), p. 7 kol. 1
  3.   Weblink bron
    Minnaert-Hondius E.
    brief aan Bou Minnaert (30 oktober 1970) in:
    Molenaar, L.
    Marcel Minnaert, astrofysicus 1893-1970. De rok van het universum. (2003), Balans, Amsterdam / Van Halewyck, Leuven, ISBN 9050186033, p. 481
  4.   Weblink bron
    V.E.
    De oude man en de dood. in: Almanach, voor jonge heeren en juffers. Voor het jaar MDCCXCI (1791), Johannes Allart, Amsterdam, p. 69 (Mengelwerk 15);
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be