• le·vens·mid·del
enkelvoud meervoud
naamwoord levensmiddel levensmiddelen
verkleinwoord levensmiddeltje levensmiddeltjes

het levensmiddelo

  1. (voeding) een van de goederen die het leven in stand houden, zoals etenswaren
    • Hij heeft een rijk assortiment aan levensmiddelen. 
     In grote delen van het centrum van Berlijn hadden de huurpanden winkels op de begane grond, dat kon van alles zijn, van levensmiddelen en kleine naaiateliers tot antiquairs, groentemannen en meubelverkopers, groot en klein door elkaar heen zonder enig systeem, behalve in grote winkelstraten zoals de Leipziger Strasse.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691