Nederlands

 
levensdrang
Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·drang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensdrang
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de levensdrangm

  1. de zucht om in leven te blijven; de drang om het leven door te geven
     Joeri Andrejevitsj voelde dat zijn droom om zich voor langere tijd in Varykino te vestigen niet zou uitkomen, dat het uur van zijn afscheid van Lara nabij was, dat hij haar onherroepelijk zou verliezen, en met haar ook zijn levensdrang, en misschien zelfs zijn leven.[2]
     Oorlog is een gewelddadig conflict tussen naties, soms ook binnen naties, maar het zijn mensen met levensdrang, met gevoelens, met dierbaren, die gedwongen worden hem uit te vechten.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen