leiband
- lei·band
- In de betekenis van ‘loopband’ voor het eerst aangetroffen in 1698 [1]
- samenstelling van leid ww en band [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leiband | leibanden |
verkleinwoord | leibandje | leibandjes |
de leiband m
- een band waaraan een kind leert lopen
- Het woord leiband staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leiband" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "leiband" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ leiband op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be