• la·ving
enkelvoud meervoud
naamwoord laving lavingen
verkleinwoord

de lavingv

  1. drinken voor iemand die dorst heeft
  2. (figuurlijk) bemoedigende woorden voor iemand die bedroefd of angstig is
     Ik bid slechts om barmhartigheid en ik verlang enige tijding te horen van genade, tot laving van mijn ziel. O, genade! Is het mogelijk voor deze, mijn verslagen ziel?[2]
52 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Afbeelding” (23-03-2010), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be