• la·fe·nis
enkelvoud meervoud
naamwoord lafenis lafenissen
verkleinwoord

de lafenisv

  1. (drinken) dorstlesser, verfrissing, verkwikking, verversing
    • Of we van Chocomel houden, vraagt een tijdschriftreclame uit 1960. Om vervolgens zelf te antwoorden: ‘Wat een vraag! Waar u ook neerstrijkt voor een lafenis, bestel Chocomel. Neem eerst een heerlijke teug en ... let op het etiket.’ De reden voor de opmerkelijke aanwijzing staat ernaast geschreven: ‘alleen Nutricia maakt Chocomel.’ Dat u dat maar weet en geen concurrerende chocolademelk koopt.[3] 
  2. de handeling van het laven
    • De begeleidende Argentijnse wijn van drie Franse druivensoorten biedt gemakkelijke lafenis, net als de andere rode wijnen uit het arrangement. De witte wijnen toonden relatief meer complexiteit. [4] 
  3. (figuurlijk) vertroosting, verlichting, leniging, bemoediging
    • Een vroegere zionistische partijgenoot, Abel Herzberg, was minder op hem gesteld. In een artikel over De Haan uit 1960 maakt Herzberg duidelijk dat hij hem geen groot dichter, geen groot politicus, geen groot geleerde en ook niet zo'n groot mens vond. “Bij al zijn niet geringe intelligentie (-) was hij een bezetene, voortgedreven en verteerd door een laaiende smart, altijd op zoek naar lafenis, die hij niet vond, en, zoals wel meer voorkomt bij kleinzerige mensen, al te vaak en al te spoedig bereid om zijn pijn op de meest redeloze wijze op anderen te wreken.” [5] 
  • iemand lafenis brengen
iemand vertroosting brengen
38 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[6]
  1. lafenis op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Arjan Terpstra 27 augustus 2007
  4. NRC Joep Habets 13 december 2001
  5. NRC Janet Luis 27 september 1991
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be