• le·ni·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord leniging lenigingen
verkleinwoord

de lenigingv

  1. het oplossen of minder zwaar maken van een nood, probleem of schuld
     Het hilarische hoogtepunt van de nationale verontwaardiging was de NS-belofte dat er plastic plaszakken in de treinen kwamen ter leniging van de hoogste nood. Uiteindelijk eiste de Tweede Kamer per motie een toilet in elke trein en zwichtten de spoorwegen.[2]
     Of neem senator Elizabeth Warren, die de sociale beweging die Bernie Sanders heeft losgemaakt nu in haar verkiezingscampagne oppakt door het ene gedegen wetsvoorstel na het andere te publiceren: van leniging van studieschulden tot meer vermogensbelasting, van plannen om woningen, kinderopvang en gezondheidszorg betaalbaarder te maken tot voorstellen om big tech op te splitsen.[3]
63 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Ruben Koops
    “Plassen kan weer in nieuwe Sprinters” (11 augustus 2018), Het Parool
  3.   Weblink bron “Protest en verandering zijn een zaak van lange adem” (4 juni 2019), Het Parool
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be