• lau·fend
  • Afleiding van het Duitse werkwoord laufen met het achtervoegsel -d.
stellend vergrotend overtreffend
laufend
-
-
alle verbuigingsvormen

laufend

  1. lopend, wandelend
  2. lopend, stromend (b.v. van water)
    «Viele Israelis seifen sich wegen Wasserknappheit unter der Dusche ohne laufendes Wasser ein.»
    Veel Israëli's zeepen zich onder de douche zonder stromend water vanwege een tekort aan water.
  3. aan de gang, in bedrijf, voortdurend
  4. (techniek) draaiend
  5. courant, heden, lopend
  6. opeenvolgend, strekkend
  • [3]: vor laufender Kamera
voor de lopende camera
  • [4]: bei laufendem Motor
bij draaiende motor
  • [5]: der laufende Monat
de lopende maand
  • [5]: laufende Ausgaben
lopende uitgaven
  • [6]: das laufende Meter
de strekkende meter
  • [6]: die laufende Nummer (lfd. Nr.)
de lopende nummer
  • [5]: auf dem Laufenden [1] sein
op de hoogte zijn
stellend vergrotend overtreffend
laufend - -


laufend

  1. lopend, wandelend
  2. lopend, stromend
  3. aan de gang, in bedrijf, voortdurend
  4. (techniek) draaiend
  5. courant, heden
  6. opeenvolgend, strekkend

laufend

  1. onvoltooid (tegenwoordig) deelwoord van laufen
  1. gesubstantiveerde vorm