langoeren
- (IPA in voorbereiding)
- lan·goe·ren
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | langoeren | |
verkleinwoord |
de langoeren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord langoer
- meervoudsvorm als officiële benaming (primaten) Presbytini een geslachtengroep van de familie apen van de Oude Wereld (Cercopithecidae) uit het zuiden en zuidoosten van Azië
- [2] slankapen, apen van de Oude Wereld, smalneusapen, apen, primaten, zoogdieren, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] Javaanse langoer
- echte langoeren
- bandlangoer, Barbes langoer, bleekdijlangoer, brillangoer, catbalangoer, gouden langoer, goudkleurige langoer, hatinhlangoer, kuiflangoer, mentawailangoer, mutslangoer, phayrelangoer, rode langoer, soendalangoer, thomaslangoer, tonkinlangoer, varkensstaartlangoer, witbaardlangoer, witbrauwlangoer, witkoplangoer, witromplangoer, witvoorhoofdlangoer, zwartkuiflangoer
- Het woord langoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.