• (IPA in voorbereiding)
  • band·lan·goer
enkelvoud meervoud
naamwoord bandlangoer bandlangoeren
verkleinwoord bandlangoertje bandlangoertjes

de bandlangoerm

  1. (primaten) Presbytis femoralis   primaat uit de familie van de apen van de Oude Wereld (Cercopithecidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Martin in 1838