Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • land·rat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landrat landratten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de landratv / m

  1. (pejoratief) persoon die op het land woont en nooit op zee komt
    • Ik heb een hekel aan de uitspraak: De kust is de rand van het land. Kustbewoners staan altijd met hun achterste naar de zee, ze kijken naar het binnenland en ontvangen de mensen. De anderen, de landratten, zien de kust als de weidsheid, de horizon, de rust. Het zij zo. We moeten niet te veel flauwekul vertellen over de kust, dat is pure commerce. [2] 
    • Volgens mij lijken die dingen op vrijheid, maar om daar zeker van te zijn, wilde ik de zaak opnieuw bekijken, langer en beter. Daarop stuurde de landrat met het koffertje charmante e-mails naar rederijen in de haven van Antwerpen. Niemand reageerde. [3] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen