• lam·bel
enkelvoud meervoud
naamwoord lambel lambels
verkleinwoord - -

lambel m / o

  1. (heraldiek) dwarsstreep aan de bovenkant van een wapenschild, voorzien van hangers, gebruikt om andere dan de voornaamste tak van een geslacht aan te geven
    • Dit brokstuk bevat in een uitgediept rond veld een wapen met drie staande balken waarin drie palen van omgekeerd vair en in het schildhoofd een lambel of barensteel van drie hangers. [2]
12 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[3]