• (IPA in voorbereiding)
  • lach·duif
enkelvoud meervoud
naamwoord lachduif lachduiven
verkleinwoord lachduifje lachduifjes

de lachduifv / m

  1. (duifachtigen) Streptopelia risoria   een gedomesticeerde vogel met de oorspronkelijke vorm van de izabeltortel (Streptopelia risoria) uit Noord-Afrika. Omdat de vogel al duizenden jaren als siervogel wordt gehouden, is de afkomst onzeker. De lachduif hybridiseert gemakkelijk met de Turkse tortel (Streptopelia decaocto)