kuuroord
- kuur·oord
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘herstellingsoord’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1]
- samenstelling van kuur en oord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kuuroord | kuuroorden |
verkleinwoord | kuuroordje | kuuroordjes |
het kuuroord o
- een oord met geneeskrachtige baden
- Een kuuroord heeft een zeer ontspannende werking.
1. een oord met geneeskrachtige baden
- Het woord kuuroord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kuuroord" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kuuroord" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be