kuman

  1. eten


kuman

  1. eten


stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooide
tijd
enkelvoud meervoud
kuman, cuman quam quamen kuman, cuman
klasse 4 volledig  

kuman

  1. komen
    «Ik mag iu gitellian, quad he, that noh wirded thiu tîd kuman, that is afstanden niskal stên obar ôdrumu.»
    Ik kan u zeggen, dat de tijd nog zal komen, dat daarvan geen steen op de andere zal blijven.[3]
  2. gekomen
    «Sie afsobun that uuas thesaru thiod kuman heleand te helpu fan hebenrikie.»
    Zij bemerkten dat de heiland dit volk te hulp was gekomen vanuit het hemelrijk.[4]

samenstellingen:


kuman

  1. komen