kruitmagazijn
  • kruit·ma·ga·zijn
enkelvoud meervoud
naamwoord kruitmagazijn kruitmagazijnen
verkleinwoord

het kruitmagazijno

  1. (militair) verstevigde ruimte waarin men kruit bewaart
     Waarom was Judiths serene, maar nog steeds wat gelige voorhoofd niet allang uit elkaar gesprongen bij het terugdenken aan een verleden liefdeshandeling; het met aandacht aanraken van zo'n granaat waarvan zij er meer in haar schedel borg dan er bommen waren in 's lands Kruitmagazijn.[2]
     Een paar jaar later bleef het orgel gespaard bij een explosie van de Spaanse toren –het kruitmagazijn in Château-des-Ducs in het centrum van Nantes– dat de glas-in-loodramen van de kathedraal verwoestte.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Gewassen vlees”   (2014), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021436173
  3.   Weblink bron “Brand kathedraal Nantes waarschijnlijk aangestoken” (20 juli 2020), Reformatorisch Dagblad