kruising
- krui·sing
- Naamwoord van handeling van kruisen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruising | kruisingen |
verkleinwoord | kruisinkje | kruisinkjes |
de kruising v
- (verkeer) een punt waar twee of meer wegen samenkomen
- Op die kruising gebeuren veel ongelukken.
- (sport) de snijpaal van een doelpaal met de lat
- Hij schoot de bal precies in de kruising.
- een soort bevruchting bij planten en dieren van exemplaren van een soort of ras door exemplaren van een ander ras
- Door middel van kruising hebben we dit nieuwe soort kunnen maken.
- soort ontstaan door de paring van twee individuen van verschillende rassen of soorten
- Dankzij biologische kruising is het nieuwe soort een feit!
- ▸ Tot mijn opluchting zag ik dat het geen jonge beer, maar een grote vrouwtjescoyote was. Een soort kruising tussen een wolf en een vos.[1]
- een persoon of zaak die bepaalde eigenschappen van twee andere personen of zaken in zich verenigt
- Dat kind was een kruising tussen zijn moeder en zijn vader.
- [1] kruispunt
1. een punt
- Het woord kruising staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kruising" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be