• cru·ce
enkelvoud meervoud
cruce cruces

cruce m

  1. (verkeer) kruispunt, kruising
vervoeging van
cruzar

cruce

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cruzar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cruzar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cruzar