Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krui·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kruier kruiers
verkleinwoord kruiertje kruiertjes

Zelfstandig naamwoord

de kruierm

  1. (beroep) iemand die bagage vervoert op o.a. stations en vliegvelden
    • De kruier vervoerde hun bagage naar de goede plek. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be