krommen
- krom·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
krommen |
kromde |
gekromd |
zwak -d | volledig |
krommen
- overgankelijk krom maken
- Beschermend welfde zij haar hand om het kuiken.
- wederkerend zich ~ bochtig zijn
- De weg kromde zich langs de steile bergkust.
- [1]: welven
de krommen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kromme
- Het woord krommen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krommen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be