kromde
- krom·de
vervoeging van |
---|
krommen |
kromde
- enkelvoud verleden tijd van krommen
- Ik kromde.
- Jij kromde.
- Hij, zij, het kromde.
- Ik kromde.
- Het woord kromde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
krommen |
kromde