[2] krocht in kerk
  • krocht
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘spelonk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord krocht krochten
verkleinwoord krochtje krochtjes

de krochtv / m

  1. verborgen, ondergrondse ruimte, een hol (ook in een figuurlijke zin)
    • Jazeker. Bij Morgenstern’s Finest Ice Cream, diep verborgen in de donkere krochten van Manhattans ‘Lower East Side’, worden sinds eind mei pikzwarte bolletjes ijs geserveerd. En dat kon onze honger naar bevroren snoepgoed natuurlijk niet zomaar voorbij laten gaan.[3] 
    • Theo van Gogh is dood. Dat is de waarheid. Vanuit welke hoek je er ook naar kijkt, vanuit welke krocht van de multiculturele samenleving je het ook beschouwt. [4]  
  2. ondergrondse kapel
77 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[5]