• cryp·te
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderaardse gang, grafkelder’ voor het eerst aangetroffen in 1569 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord crypte crypten
cryptes
verkleinwoord - -

de cryptev / m

  1. ondergronds verborgen grafkelder (onder het hoogkoor in kerken)
     De familie Van Rechteren Limpurg is al eeuwen verbonden met de Grote Kerk. In de crypte onder de kerk rusten 26 voorouders van de graaf. Sinds 1875 geldt het mausoleum aan de Gravenallee als laatste rustplaats voor overleden leden van de grafelijke familie. Graaf Adolph wordt daar morgen als veertiende familielid bijgezet.[3]
93 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]