• krie·be·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord kriebeling kriebelingen
verkleinwoord

de kriebelingv

  1. vaag jeukend gevoel (ontstaan door emotionele opwinding)
     Ze zou hun gesprekken naar dergelijke onderwerpen leiden voor zolang als nodig was om die kriebeling helemaal weg te krijgen.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. SOPHIE GREEN (vert.Els Franci-Ekeler)
    “De leesclub aan het einde van de wereld” (2019), Uitgeverij De Fontein  , ISBN 9789026144929