jeuk
- jeuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jeuk | |
verkleinwoord |
de jeuk m
vervoeging van |
---|
jeuken |
jeuk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jeuken
- Ik jeuk.
- gebiedende wijs van jeuken
- Jeuk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jeuken
- Jeuk je?
- Het woord jeuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jeuk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
jeuk
jeuk