Kraanoog (2)
  • kraan·oog

het kraanoogo

  1. m (textiel) bepaald soort weefsel, een samenstelling van spitskepers in ketting- en inslagrichting
    «(archaïsch) Hij is zoo stijf als kraanoog
    Hij is zwaar dronken.[2]
  2. o (plantkunde) bepaald soort giftige plant uit Azië die strychnine bevat, Strychnos nux-vomica  
61 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bacchus, in spreekwoordentaal, aangetoond in eenige honderden spreekwoorden. Pieter Jacob Harrebomée. 1874
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be