• korf·schelp·je
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord korfschelpje korfschelpjes

het korfschelpjeo dim. tant.

  1. (tweekleppigen) Corbula gibba   een schelpdier uit de Corbulidae  
    • Het korfschelpje heeft zich recentelijk vanuit de Noordzee in de beide Scheldes en de Grevelingen weten te vestigen.