koppotig
- kop·po·tig
- leenvertaling van Frans céphalopode bn , samenstellende afleiding van kop zn en poot zn met het achtervoegsel -ig [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | koppotig | koppotiger | koppotigst |
verbogen | koppotige | koppotigere | koppotigste |
partitief | koppotigs | koppotigers | - |
koppotig
- (zoötomie) met gespierde tentakels rondom de bek (zoals bij inktvissen), behorend tot of betrekking hebbend op inktvissen
- Een pijlinktvis is een koppotig weekdier.
- ▸ Men kan zich zelfs afvragen, wie er ten slotte in zulk een inktvisorganisme nog klaar zal zien, en of het niet al te koppotig is om iets anders te kunnen dan haar eigen voorwerp dood te wurgen.[2]
- Het woord koppotig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Johan DaisneFlorence en de film : of: een blozende lelie als brandmerk in: Nieuw Vlaams Tijdschrift., jrg 5 (1951), p. 495 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren