kolibrie
- ko·li·brie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kolibrie-achtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1705 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kolibrie | kolibries |
verkleinwoord | kolibrietje | kolibrietjes |
de kolibrie m
- (gierzwaluwachtigen) een zeer klein vogeltje met een zeer snelle vleugelslag van de familie Trochilidae uit de orde der grootvleugeligen
1. een zeer klein vogeltje met een zeer snelle vleugelslag van de familie Trochilidae uit de orde der grootvleugeligen
- Het woord kolibrie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kolibrie" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kolibrie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be