gierzwaluwachtigen
- (IPA in voorbereiding)
- gier·zwa·luw·ach·ti·gen
- gierzwaluwachtige zn met de uitgang -n
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gierzwaluwachtigen | |
verkleinwoord |
de gierzwaluwachtigen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord gierzwaluwachtige
- meervoudsvorm als officiële benaming (vogels) orde Apodiformes waartoe de gierzwaluwen, boomgierzwaluwen, en kolibries behoren, met meer dan 450 beschreven soorten de grootste vogelorde na de zangvogels
- [2] vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] zie de categorie: Gierzwaluwachtigen in het Nederlands
- [2] boomgierzwaluwen, gierzwaluwen, kolibries
- Het woord 'gierzwaluwachtigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.