koffiezetapparaat

 
Koffiezetapparaat met kan
  • kof·fie·zet·ap·pa·raat
enkelvoud meervoud
naamwoord koffiezetapparaat koffiezetapparaten
verkleinwoord koffiezetapparaatje koffiezetapparaatjes

het koffiezetapparaato

  1. (huishouden) elektrisch apparaat om koffie mee te zetten en warm te houden
    • Even zaten we stil tegenover elkaar, meneer Hubert en ik. Na een minuut knikte hij naar het koffiezetapparaat. 'Neem een koffie. Op mijn kosten. Breng er voor mij ook eentje mee.' [3]