• kof·fie·zet
vervoeging van
koffiezetten

koffiezet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koffiezetten
    • ... dat ik koffiezet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koffiezetten
    • ... dat jij koffiezet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koffiezetten
    • ... dat hij koffiezet. 
51 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be