Nederlands

 
Een koffiekoek met noten
Uitspraak
Woordafbreking
  • kof·fie·koek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koffiekoek koffiekoeken
verkleinwoord koffiekoekje koffiekoekjes

Zelfstandig naamwoord

koffiekoek m

  1. (voeding) koek die men bij de koffie nuttigt
    • We werden ontvangen met koffie en een koffiekoek. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be