koest
- koest
- van Frans couche toi "ga liggen"', in de betekenis van ‘tussenwerpsel: rustig!’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1722 [1][2][3]
koest!
- uitroep naar een dier om een kalme houding in te nemen zonder geluid voort te brengen
- De hond begon te blaffen. "Koest!" riep zijn baasje, en meteen was het weer stil.
- koes (minder gangbare uitspraakvariant)
stellend | |
---|---|
onverbogen | koest |
verbogen |
koest
- rustig, stil
- Nadat de voetballer een gele kaart had gekregen, wist hij dat hij zich moest koest houden.
- Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving met meest worden gebruikt. [4] [5]
- koes (minder gangbare uitspraakvariant)
- zich koest houden
- Het woord koest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koest" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ koest op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "koest" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron W. Haeseryn e.a.“6.4.3.1.2 Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest.” (januari 2019), punt 4 op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
- ↑ Weblink bron “Omschreven trappen van vergelijking (algemeen)”, punt 3. op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be