• koe·koeks·hom·mel
enkelvoud meervoud
naamwoord koekoekshommel koekoekshommels
verkleinwoord koekoekshommeltje koekoekshommeltjes

de koekoekshommelv / m

  1. (vliesvleugeligen) Psithyrus   een hommel van het ondergeslacht van de hommels (Bombus). Koekoekshommels zijn nestparasieten. Ze lijken zeer sterk op de nestmakende hommels waarbij ze de eieren afzetten. Een koekoekhommel steekt soms de koningin dood, deponeert de eitjes in het bestaande nest en laat de eieren en larven verder verzorgen door de aanwezige werksters. Ook komt het voor dat ze ongemerkt het nest binnen sluipt en zich een tijdje verstopt totdat ze de geur van het nest heeft aangenomen om dan pas de eitjes af te zetten