• knuf·fe·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord knuffeling knuffelingen
verkleinwoord knuffelingetje knuffelingetjes

de knuffelingv

  1. een liefdevolle, troostende omhelzing
    • Dat is mevrouw Ten Braak - je weet wel - stelde daarna m'n moeder voor. En ik was natuurlijk niet zo stom om te zeggen; Aangenaam; maar nestelde me bij moeder, en onderging de extra-knuffeling.[1]