knotten
- knot·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
knotten |
knotte |
geknot |
zwak -t | volledig |
- overgankelijk (bijv. van wilgenbomen) van de top of van zijscheuten ontdoen
- overgankelijk van de top ontdoen, respectievelijk afsnijden
- overgankelijk onderdrukken, breken
de knotten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord knot
- Het woord knotten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knotten" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.