• knei·ter
  • woord uit de spreektaal dat lange tijd niet in woordenboeken stond, in de betekenis "zeer krachtige trap" aangetroffen vanaf 1941 (zie vindplaats hieronder) [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kneiter kneiters
verkleinwoord

de kneiterm

  1. (informeel) iets dat heel groot of krachtig is, ook gebruikt als versterkend eerste deel van samengestelde bijvoeglijke naamwoorden
     GroenLinks-leider en aankomend wethouder Rutger Groot Wassink had van tevoren "een kneiter-links akkoord" beloofd.[3]
     Vader Abraham, die carnavalscreaties voortbracht als Olleke Bolleke en Wittewattetis Gewittetnie, sluit zich daarbij aan: "Bij een kneiter van een carnavalshit is nagedacht over de tekst: er moet geen druppel bier in voorkomen," vertelde hij eerder deze maand aan Omroep Brabant.[4]
     Wat krijg je als twee van de populairste artiesten van dit moment een duet opnemen? Precies, een kneiter van een hit.[5]
      Nu is VFC heer en meester van het terrein; met snelle aanvallen bestookt zij de DHS-achterhoede en als uit een corner op rechts de bal hoog voorlangs het doel zweeft, vangt J. v. Eijk den bal ineens op en met een "geweldige kneiter" werd de DHS-doelman kansloos geslagen, 0—2.[6]
  2. (informeel) (anatomie) deel van het lichaam boven de hals
     Willem Nijholt kreeg een immense vleestomaat zo op zijn kneiter. De rel die dit veroorzaakte was het startschot voor schermutselingen die de gemoederen maandenlang bezighielden: regelmatig werden er voorstellingen verstoord door tomaten.[7]
     ‘Luister nou, Marie,’ had Pjotr gezegd, ‘de hele dag de zon op m'n kneiter, wil je soms dat ik nog gekker wor dan ik al ben?’[8]
  1. Zijn er woorden die vrijwel iedereen kent maar die toch niet in de woordenboeken staan? Ja, kneiter bijvoorbeeld. Dit wordt al decennialang gebruikt voor ‘hoofd’ in de verbinding kale kneiter, maar ook voor ‘knul’, ‘knikker’ en ‘joekel’ (‘een kneiter van een hit’). Honderden keren te vinden - in diverse spellingvarianten - in de krantenarchieven en op internet, maar níét in de grote Van Dale, noch in Van Dale Hedendaags Nederlands, Koenen, Kramers, Verschueren of het WNT. Hoe kan dat? Omdat het simpelweg over het hoofd is gezien.’   Weblink bron “Taalmythen” (2005), Onze Taal
  2.   Weblink bron
    Nicoline van der Sijs
    “Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen.”, 2e druk (2002), Veen, Amsterdam / Antwerpen, p. 545
  3.   Weblink bron “Amsterdam snoeit in parkeerplaatsen: grachtengordel mogelijk autovrij” (24-05-2018), NOS
  4.   Weblink bron
    Eline Kramp
    “Vijf gouden regels voor een carnavalskraker” (11-01-2017), Tubantia
  5.   Weblink bron
    Leon van Wijk
    “Miljoen streams in één dag voor Ronnie Flex en Famke Louise” (03-03-2018), Tubantia
  6.   Weblink bron “Vroeger kreeg je een tomaat tegen je kneiter, tegenwoordig maken we jam” (09-11-2019), Tubantia
  7.   Weblink bron
    Aat Ceelen
    Pjotrs bal in: Hollands Maandblad., 617/618 jrg. 41 nr. 5/5 (april/mei 1999), Stichting Hollands Maandblad / Uitgeverij Veen, Amsterdam, p. 55