kliederen
- klie·de·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kliederen |
kliederde |
gekliederd |
zwak -d | volledig |
kliederen
- nat- of vuilmaken door gemors of gesmeer
- Het kind kliederde met verf.
- Het woord kliederen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kliederen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be