klieder
- klie·der
vervoeging van |
---|
kliederen |
klieder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kliederen
- Ik klieder.
- gebiedende wijs van kliederen
- Klieder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kliederen
- Klieder je?
- Het woord klieder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klieder" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be