klaphek
  • klap·hek
enkelvoud meervoud
naamwoord klaphek klaphekken
verkleinwoord klaphekje klaphekjes

het klapheko

  1. een hek dat vanzelf dichtklapt als men erdoorheen is gegaan
    • Hart van het toegangssysteem is een computer die met behulp van laser herkent of iemand een fiets bij zich heeft. Als dat het geval is, kan de stalling via een tourniquet worden betreden, de fiets zelf gaat door een klaphek. De fietsenstalling verlaten - zonder fiets - gaat via een andere poort. [2] 
    • "De motorbaan is gemaakt door Tony Pol, die erg geliefd is bij motorrijders. Het complete ontwerp van de baan was dan ook een verrassing, tenzij je in de buurt woont, want er loopt gewoon een openbare weg naast", lacht Lutje Wooldrik. "De baan is met enthousiasme ontvangen. We hebben zelfs een klassiek klaphek bij de start." [3] 
    • Tijdens het werk rijdt de tram gewoon door en dus kunnen we er geen hekken omheen zetten. De trams rijden door klaphekken naar een stuk waar fietsers zich niet moeten vertonen.' [4] 
94 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[5]