klade
- kla·de
- Afgeleid van het Griekse κλάδος, wat tak betekent.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klade | kladen |
verkleinwoord |
de klade m
- (biologie) een groep bestaande uit alle soorten die afstammen van een bepaalde gemeenschappelijke evolutionaire voorouder
- De Metaves zijn een klade die voorgesteld is door Faine en Houde in 2004.
- Het woord 'klade' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /kladɛ/
- kla·de
klade
klade
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord klást