Nederlands

 
1. Jongens en meisjes in kinderkleren uit 1972.
Uitspraak
Woordafbreking
  • kin·der·kle·ren
Woordherkomst en -opbouw
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord - kinderkleren
verkleinwoord - kinderkleertjes

Zelfstandig naamwoord

de kinderklerenmv

  1. (kleding) verzamelterm voor lichaamsbedekking die door mensen in de leeftijd tussen ongeveer 2 en 12 jaar wordt gedragen
     Online kinderkleren kopen doet het stel vrijwel nooit.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Casper van der Veen
    “Ook het rompertje koopt men tegenwoordig liever online” (29 augustus 2017) op nrc.nl