Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kin·der·kleer·tjes
Woordherkomst en -opbouw
  • kinderkleren met het achtervoegsel -tje en de meervoudsuitgang -s in plaats van -en

Zelfstandig naamwoord

de kinderkleertjesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kinderkleren
     Van het geld koop ik kinderkleertjes en speelgoed voor mijn dochtertje van vijf maanden.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Marc Doodeman
    “Boek uit? Verkopen!” (3 mei 2007) op nrc.nl