kiespijn
- kies·pijn
- samenstelling van kies en pijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kiespijn | kiespijnen |
verkleinwoord | kiespijntje | kiespijntjes |
- pijn in één of meerdere kiezen
- Sinds gisteren heeft hij kiespijn.
- Iets/Iemand kunnen missen als kiespijn
Iets echt niet willen, of helemaal niet op iemand gesteld zijn.
- Lachen als een boer met kiespijn/als een boer die kiespijn heeft
Geforceerd lachen om iets dat men eigenlijk helemaal niet leuk vindt, lachen met tegenzin.
1. pijn in één of meerdere kiezen
- Het woord kiespijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kiespijn" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be