kibboets
- kib·boets
- van modern Hebreeuws קִבּוּץ (kiboets), in de betekenis van ‘Israëlische kolonie’ aangetroffen vanaf 1958 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kibboets | kibboetsen |
verkleinwoord | kibboetsje | kibboetsjes |
de kibboets m
- (Jiddisch-Hebreeuws) (sociologie) collectieve gemeenschap en (landbouw)nederzetting van pioniers in Israël, die particulier bezit en hiërarchie hadden afgeschaft en zich wijdden aan landbouw en later ook kleine industrie
- kiboets (Hebreeuws)
1.
- Het woord kibboets staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kibboets" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kibboets op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ "kibboets" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be