kerstgeschenk
- kerst·ge·schenk
- samenstelling van kerst en geschenk [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstgeschenk | kerstgeschenken |
verkleinwoord | kerstgeschenkje | kerstgeschenkjes |
het kerstgeschenk o
- (kerst) cadeau ter gelegenheid van Kerstmis en dat meestal onderaan de kerstboom gelegd wordt
- In de nacht van donderdag op vrijdag wordt het vrije reizen voor EU-burgers op het Europese continent uitgebreid van vijftien naar vierentwintig landen. „Een heel mooi kerstgeschenk.” [2]
1. cadeau ter gelegenheid van Kerstmis en dat meestal onderaan de kerstboom gelegd wordt
- Het woord kerstgeschenk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joop Meijnen Wilmer Heck 19 december 2007