kerstgave
- kerst·ga·ve
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstgave | kerstgaven |
verkleinwoord |
- (kerst) een geschenk aan de armen uitgereikt met Kerstmis
- De kerstgave werd jaarlijks door de rijkste inwoners van de stad bekostigd.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstgave | kerstgaven |
verkleinwoord |