• kaz

kaz monbezield

  1. (medisch) cariës, tandbederf; aantasting van tandglazuur en het tandbeen door bacteriën waardoor gaatje in je tanden ontstaan
  2. (medisch) gaatje, vooroorzaakt door [1]
  1. vada v, závada v, porucha v, nedostatek monbezield, defekt monbezield, slabina v
  2. zubní kaz monbezield

kaz

  1. genitief meervoud van kaza

kaz

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord kazit


  • kaz
enkelvoud meervoud
nominatief   kaz     kazlar  
genitief   kazın     kazların  
datief   kaza     kazlara  
accusatief   kazı     kazları  
locatief   kazda     kazlarda  
ablatief   kazdan     kazlardan  

kaz

  1. (eendvogels) gans